De onverwachte val van Assad en de instorting van de invloed van Iran hebben een volatiele machtsvacuüm in het Midden-Oosten gecreëerd, waardoor de Golfstaten zich in een race tegen de klok bevonden om dit vacuüm op te vullen. Met Syrië als een gefragmenteerde staat en rivaliserende actoren zoals Turkije en Iran die hun invloed herpositioneerden, hebben de Golfleiders snel en beslissend gehandeld.
Het doel van de Golfstaten was het ontmantelen van de Iraanse voetafdruk in Syrië door oppositiegroepen te ondersteunen die in staat waren de aanvoerlijnen en militaire aanwezigheid van Teheran te verstoren.
De reden waarom de Golfstaten dit doel wilden bereiken, was omdat zij Iran beschouwden als een directe bedreiging voor hun veiligheid en regionale invloed. Het verwijderen van Assad, de sterkste bondgenoot van Teheran, was essentieel om de Iraanse aanwezigheid in Syrië af te breken en de mogelijkheid van Iran om macht over de regio uit te breiden te beperken, vooral door de landcorridor van Teheran naar de Middellandse Zee te verzwakken, die Iran in staat stelde Hezbollah te bewapenen en zijn invloed uit te breiden. Behalve Syrië was het beperken van de Iraanse invloed ook cruciaal om ervoor te zorgen dat Teheran geen macht zou consolideren op meerdere fronten, met name in Libanon en Irak.

Om dit doel te bereiken, boden de Golfstaten financiële en militaire steun aan verschillende Syrische rebellenfacties.

Qatar speelde een sleutelrol bij het financieren van groepen zoals Ahrar al-Sham en, indirect, Hay'at Tahrir al-Sham, terwijl Saoedi-Arabië Jaish al-Islam steunde, vooral in de regio van Damascus. Deze facties ontvingen wapens, logistieke steun en financiering, wat hen in staat stelde de troepen van Assad uit te dagen en territorium te veroveren. Naast directe militaire hulp werkten de Golfstaten ook via diplomatieke kanalen, waarbij ze Westerse regeringen lobbyden om de oppositie te erkennen en strengere sancties op te leggen tegen het Syrische regime.


De door Saoedi-Arabië geleide pogingen om de in ballingschap verblijvende oppositie te verenigen, stuitten echter op ideologische verdeeldheid, concurrentie om middelen en externe inmenging, wat de oppositie fragmentiseerde en verhinderde dat ze een verenigd front tegen Assad opbouwde.

Als gevolg van deze acties viel een groot deel van Syrië onder de controle van de oppositie, waarbij door de Golf gesteunde rebellen aanzienlijke vooruitgangen boekten in Aleppo, Idlib en Damascus.

Echter, de gebrek aan samenhang onder de oppositiegroepen, gecombineerd met directe militaire interventie van Rusland en Iran, leidde tot een langdurig conflict waarin de oppositietroepen belangrijke gebieden onder controle hielden, maar niet in staat waren tot een definitieve overwinning.

Het keerpunt kwam toen het regime van Assad ineenstortte na een snelle opmars van de oppositiekrachten, die profiteerden van de afleiding van Rusland en de militaire druk door de oorlog in Oekraïne. De val van Damascus verwoestte de Iraanse invloed in Syrië, elimineerde de sterkste regionale bondgenoot van Teheran en verstoorde de militaire aanvoerlijnen van Iran. Deze plotselinge machtsvacuüm bracht echter nieuwe onzekerheden met zich mee.

Zonder een gecentraliseerde autoriteit werd Syrië gefragmenteerd in gebieden die door verschillende facties werden gecontroleerd, elk met eigen ambities. De Golfstaten zagen een kans om invloed uit te oefenen op de wederopbouw en governance van Syrië, maar stuitten ook op nieuwe beperkingen. Het ontbreken van een stabiele centrale regering vergrootte het risico van langdurige instabiliteit, en regionale actoren zoals Turkije en Iran probeerden hun eigen invloed over de toekomst van Syrië te doen gelden. Bovendien liet het gebrek aan internationale consensus over de post-Assad toekomst van Syrië ruimte voor concurrerende machtsstrijd die de inspanningen van de Golfstaten om het land te stabiliseren zou kunnen ondermijnen.

Met de nieuwe realiteit in Syrië verschoof de aanpak van de Golfstaten naar het veiligstellen van langdurige politieke en economische invloed. Om gebruik te maken van de kansen die de val van Assad bood, zetten zij diplomatieke inspanningen in om gebieden die door de oppositie werden gehouden te stabiliseren, boden financiële hulp aan lokale administraties en zetten zich in voor de herintegratie van Syrië in regionale instellingen zoals de Arabische Liga. De Verenigde Arabische Emiraten namen het voortouw in de normalisatie-inspanningen en werkten aan het opbouwen van formele betrekkingen met opkomende machtscentra in Syrië, terwijl ze tegelijkertijd tegen de Iraanse invloed balanceerden. Saoedi-Arabië zocht ondertussen manieren om de heropleving van extremistische groepen te voorkomen door gematigde facties te steunen die bestuur en veiligheid konden bieden.


Deze inspanningen werden echter bemoeilijkt door de Amerikaanse sancties tegen Syrië, die de wederopbouwmogelijkheden beperkten en het moeilijk maakten om Syrië volledig in de regionale strategie van de Golfstaten te integreren. Tegelijkertijd paste Iran zich aan de nieuwe situatie aan door haar banden met niet-statelijke actoren te versterken en haar aanwezigheid in Irak en Libanon uit te breiden, zodat haar invloed in de regio niet volledig zou verdwijnen.

Uiteindelijk bereikte de interventie van de Golfstaten in Syrië haar belangrijkste doel, namelijk het verstoren van de Iraanse dominantie, maar het lange-termijnsucces blijft onzeker. De val van het Assad-regime creëerde nieuwe kansen voor de invloed van de Golfstaten, maar het gefragmenteerde politieke landschap en concurrerende regionale belangen vormen aanzienlijke uitdagingen. De Golfstaten moeten nu complexe machtsdynamieken navigeren, hun betrokkenheid afstemmen op internationale beperkingen en ervoor zorgen dat Syrië niet opnieuw een slagveld wordt voor externe rivaliteiten.

Opmerkingen